De BPP heeft zich altijd uitgesproken voor een actief beleggingsbeleid . Alleen op die wijze kan een goed evenwicht gevonden worden tussen enerzijds een optimaal rendement en anderzijds doelstellingen op het gebied van verantwoord beleggen.
Private equity is daarbij een vorm die weliswaar hoge kosten met zich mee brengt maar na betaling daarvan ook een heel goed netto rendement oplevert.
In de Tweede Kamer zijn daar recent vragen over gesteld die hebben geleid tot een overleg tussen pensioenfondsen en de minister. Het standpunt van de pensioenfederatie, waarin wij ons volledig herkennen, is vast gelegd in een brief.
Private equity is een beleggingscategorie met risico, maar geeft ook vaak hoge rendementen. Het gaat om beleggingen waar veel specialistische kennis voor nodig is. Bovendien vraagt het veel aandacht en begeleiding van de beheerders. Daarom is het een categorie waaraan relatief hoge kosten zijn verbonden.
Het lukt normaal gesproken wel om deze kosten in toom te houden. Maar soms zijn er jaren waarin de rendementen van deze categorie torenhoog zijn. Voor PFZW was het rendement op deze categorie in 2021 bijvoorbeeld maar liefst 45%. Volgens afspraak krijgen de beheerders van deze beleggingen dan extra vergoedingen betaald bovenop het basis tarief. In de kranten wordt dat aangeduid als 'bonussen'. Toch gaat dit niet om vergoedingen aan individuen. Het betreft hier vermogensbeheerders. Dat zijn bedrijven met vaak honderden medewerkers.
Inderdaad het gaat dan om exorbitante bedragen die pijn doen. Daar staat tegenover dat in 2021 per deelnemer netto € 3.000 rendement kon worden geboekt, na aftrek van die hoge vergoedingen dus.
Conclusie: private equity is een internationale markt met ook in onze ogen te hoge vergoedingen. We zijn daarom van mening dat we voortdurend moeten proberen om deze beheersbaar te houden. Maar het rendement daarop willen wij zeker ook niet mislopen. Binnen de Pensioenraad van PFZW zetten we de maatschappelijke discussie hierover voort.
Neem ook eens kennis van het standpunt van de Pensioenfederatie over dit onderwerp
Er zijn nog steeds groepen die denken dat aanpassing van de rekenrente alles oplost. Wat betreft indexatie op korte termijn zou dit inderdaad het geval kunnen zijn. Maar het draagvlak voor een dergelijke eenzijdige stap, terwijl al het overige bij het oude blijft, ontbreekt al jaren. De sociale partners willen het stelsel immers meer toekomstgericht maken en beter laten aansluiten bij de moderne arbeidsmarkt.
In die zin is het wetsontwerp een totaalpakket, waarbij de rekenrente vrijwel verdwijnt in de periode na de transitie. Bij de transitie zelf en in de transitieperiode speelt de huidige rekenrente echter nog wel een rol. Daarom moeten de voorstellen volgens op dat punt worden aangepast.
Heeft u vóór 1 januari 1995 bij pensioenfonds ABP pensioen heeft opgebouwd en uw partner gelijktijdig ook bij een andere pensioenverzekeraar? Dan heeft u door de “samenvallende diensttijd” mogelijk recht op een aanvulling. Wij krijgen hier herhaaldelijk vragen over. Diverse leden van de BPP hebben inmiddels met succes de procedure gevolgd om tot een hogere uitkering te komen.
Meer informatie, ook over de aanvraag voor een eventuele aanvulling, vindt u bij ABP en Max Meldpunt.