14-05-2024

Een koopkrachtig pensioen in het nieuwe stelsel?

Wij ontvangen veel vragen van BPP-leden of het nieuwe stelsel straks wel koopkrachtbestendig is. Cees Michielse zet een aantal zaken voor u op een rijtje.

Rondom de invoering van het nieuwe pensioenstelsel is nog steeds veel discussie. De een vindt dat het nieuwe stelsel niet koopkrachtbestendig is. De ander dat het koopkrachtiger is dan het oude stelsel, En weer anderen wijzen erop dat de koopkracht niet elk jaar gelijk hoeft op te gaan met de inflatie, maar wel op de wat langere termijn. De BPP vindt dat de beoordeling van het nieuwe stelsel gebaseerd moet zijn op het totale effect van het nieuwe pensioen.

Wat is een koopkrachtig pensioen?

Zowel de Wet toekomst pensioenen (Wtp) als de transitieplannen, om van het oude stelsel naar het nieuwe te komen, spreken van een koopkrachtig pensioen, wanneer:

  • Gedurende de opbouwfase na 42 opbouwjaren een 70-80% middelloon bereikbaar is;
  • Het pensioen over een periode van 10 tot 15 jaar, gemeten met de prijsstijging over die periode, naar verwachting kan worden aangepast.

Sommige gepensioneerdenorganisaties geven een negatief oordeel wanneer de prijsstijging per jaar wellicht niet mogelijk is, zoals bij uitschieters als gevolg van een piek in de inflatie. Ook zien wij in die discussie weinig of geen aandacht voor de afgesproken maatregelen om schokken op te vangen door te spreiden in de tijd. Dat is bij de beoordeling van het gemiddelde echter wel een belangrijke factor, aangezien effecten daardoor verzacht kunnen worden.

Indexatie eerder mogelijk

Daarnaast speelt, zeker bij de grote fondsen, nog mee dat de berekeningen in het transitieplan gebaseerd moeten zijn op de parameters van De Nederlandsche Bank. Doel is om de berekeningen tussen de diverse fondsen vergelijkbaar te maken. Maar de werkelijke resultaten van het beleggingsbeleid van bijvoorbeeld pensioenfondsen ABP en PFZW liggen 0.5-1.0 % hoger, waardoor hogere indexatie eerder mogelijk zal zijn.

Ook de AOW beschermt de koopkracht

De discussie verwijst steeds naar het pensioenakkoord dat de basis heeft gelegd voor de Wtp. Daarin is echter niet alleen het aanvullend pensioen relevant voor de koopkracht, maar ook het basispensioen de AOW. Een van de sterkste kanten van het Nederlandse stelsel is immers een relatief hoog basispensioen, dat wordt gefinancierd op basis van een omslagstelsel, terwijl het aanvullend pensioen kapitaal gedekt is. Deze verschillende financieringsvormen geven juist in periodes van hoge (piek)inflatie een extra bescherming van de koopkracht. Naarmate het aanvullend pensioen hoger is, heeft die bescherming overigens minder effect.

Kortom, absolute zekerheid is er niet, maar de koopkracht zal in het nieuwe stelsel heel wat beter uitpakken dan in de afgelopen jaren.

Terug naar nieuwsoverzicht

Cees Michielse, secretaris