14-09-2022

Het eerste debat over de nieuwe Pensioenwet

Op 12 en 15 september was het eindelijk zo ver. De Tweede Kamer heeft voor het eerst gedebatteerd over de nieuwe Pensioenwet.

‘Eindelijk’ vonden de coalitiepartijen, die streven naar een ingangsdatum van de Pensioenwet per 1 januari 2023 of heel kort daarna. ‘Veel te vroeg’ volgens de meeste oppositiepartijen, omdat er nog te weinig bekend is over de gevolgen voor de pensioenen van de individuele deelnemers.

Verwarring

De onduidelijkheid komt ook door de keuze van de methode om de bestaande rechten om te zetten naar het nieuwe stelsel. Dat is op dit moment nog steeds primair via de standaard methodiek op basis van de rente van het moment van transitie. Deze methode biedt te weinig ruimte aan pensioenfondsbesturen om maatwerk te leveren is de opvatting van velen.

Dat maatwerk zou wel via een alternatieve methodiek kunnen worden ingevuld, de zogeheten value based alm (vba) aanpak. Uiterst complex, met ruim 1000 scenario’s en vele parameters die moeten worden ingevuld. Zo complex, dat de meeste deskundigen dit ontraden.

Deze vba methode is volgens ons pas in een later stadium van belang, bij de uitwerking van de regeling bij de pensioenfondsen. Voor nu pleiten wij voor het gebruik van de standaardmethode, die makkelijker uit te leggen is. Dan moet er in de wet wel meer ruimte komen voor maatwerk op het niveau van de pensioenfondsen.

De vele malen dat er ook over andere ,veelal technische,  details werd gesproken was de bereidheid zowel bij de minister als ook bij diverse Kamerleden om open te staan voor elkaars argumenten bijna volledig afwezig. Teleurstellend dus, al moet gezegd dat de minister op enkel door ons van belang zijnde zaken wel openingen bood voor het verdere debat.

Noodzakelijke wijzigingen

Als BPP vinden wij dat verbeteringen in de voorgestelde wetgeving noodzakelijk zijn. Zonder die wijzigingen zullen wij er niet mee kunnen instemmen, terwijl draagvlak onder gepensioneerden noodzakelijk is. Onze belangrijkste verbeterpunten:

● Stabiliteit in de rekenrente die gebruikt gaat worden, zowel voor de jaren voorafgaand aan de transitie als bij de transitie zelf.

● Nadere omschrijving van het begrip evenwichtigheid.

● Verbetering van het bestuur van pensioenfondsen, zowel tijdens de transitieperiode (het hoorrecht) als ook in de samenstelling van het bestuur (opheffen maximum van 25% namens gepensioneerden in het bestuur).

● Het opheffen van de leeftijdscohorten in de uitkeringsfase, zodat de gepensioneerden als een groep vorm kunnen geven aan hun solidariteit.

● Duidelijkheid over de mate waarin zowel in de komende jaren als na de transitie de koopkracht op peil kan worden gehouden en bij de overgang naar het nieuwe stelsel de ingegane pensioenen tenminste gelijk zullen blijven.


Minister Schouten te terughoudend

Op de tweede dag van het debat reageerde vooral minister Schouten van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de vragen en opmerkingen die naar voren waren gebracht door de politieke partijen. 

We kunnen voorzichtig concluderen dat we op enkel van onze belangrijkste punten wat verbeteringen kunnen verwachten.  Zo zal de standaard methode bij de transitie als standaard worden gedefinieerd. Ook wordt naar een oplossing gezocht om het begrip evenwichtigheid nader te definiëren. Maar ondanks de felle debatten, moet er nog veel water door de Rijn voor we van een aanvaardbaar pakket kunnen spreken. Dat leidde er zelfs toe dat het debat in eerste termijn niet eens kon worden afgerond. Donderdag 22 september zal over de verdere planning worden gesproken.

Zowel het kabinet als de coalitiepartijen willen bij de beoordeling van het wetsontwerp het belangrijke pensioenakkoord tussen kabinet en sociale partners centraal blijven stellen. Tegelijkertijd moet er ruimte blijven voor een invulling op het niveau van de pensioenfondsen, die recht doet aan de eigenheid van de sectoren waarvoor zij zijn ingesteld. De wet geeft de kaders aan, maar “Den Haag” kan niet alles centraal regelen tot op detailniveau. Dat is een uitspraak die door de minister, in onze ogen terecht, bij herhaling werd gedaan. Bij met name de oppositiepartijen stuitte dit echter op weinig begrip, alsof zij zelfs maar in staat zouden zijn het allemaal centraal vanuit Den Haag te kunnen regelen.

Door de vele discussies tijdens de tweede dag van het overleg heeft de minister nog niet op alle punten kunnen reageren. Dat zal dus nog een vervolg krijgen.

Hoe nu verder?

Het ziet er naar uit dat het wetgevingstraject in het komende kwartaal in ieder geval in de Tweede Kamer zal worden voortgezet.. Daarna komt ook de Eerste Kamer nog aan bod. Voor ons als BPP staat centraal dat, met enkele belangrijke  verbeteringen in het wetsontwerp, het nieuwe stelsel tot betere resultaten zal blijken te leiden dan het huidige stelsel. Wij zijn in dit kader niet ongelukkig met de toezegging van de minister dat de datum van 1 januari 2023 niet heilig is, maar dat teveel vertraging echt niet kan. Daarmee wordt enerzijds recht gedaan aan de zorgvuldigheid die nodig is, maar anderzijds benadrukt dat afronding nodig is teneinde sociale partners, pensioenfondsen en gepensioneerdenorganisaties duidelijkheid te geven zodat ze aan de slag kunnen met de uitwerking.

Dat zal weliswaar nog uit berekeningen moeten blijken, maar dat kan alleen op het niveau van de pensioenfondsen gebeuren. Zeggenschap van de gepensioneerden daarbij is essentieel. En openheid in de besluitvorming inclusief berekeningen die daaraan ten grondslag liggen, is een voorwaarde. Via de Koepel Gepensioneerden zijn wij nauw betrokken bij het Haagse overleg. Vervolgens bewaken wij in de Pensioenraad van PFZW uw belangen bij de nadere invulling.

Terug naar nieuwsoverzicht

Auteur: Cees Michielse